Twaalf jaar geleden maakte ik een reis door Zuid-Afrika, Zimbabwe en Zambia, startpunt: Johannesburg. Toen ik een paar dagen na aankomst de eerste klas naar Pretoria pakte, bleek een schielijk om zich heen kijkende kleurling van een jaar of achttien mijn enige gezelschap.
Nadat de trein in beweging was gekomen, kwam hij steeds dichterbij zitten en knoopte een praatje aan. Of ik het niet eng vond om als vrouw alleen te reizen, vroeg hij na verloop van tijd. En Nederland moest wel een heel rijk land zijn, hoe kon ik anders zo’n reis betalen?
Ik antwoordde op argeloze toon dat ik niet bang ben uitgevallen, maar zeker niet zo dom om al mijn geld uit de hotelkluis mee te nemen. Uit voorzorg had ik een beetje geld in mijn portemonnee gestopt, een groter deel in de neus van mijn schoen.
Toen we een paar stations gepasseerd waren, onderbrak hij het praatje voor de vaak abrupt met: “I’m hungry.” Ik dacht koortsachtig na en gaf hem uiteindelijk een rol ongeopende kaascrackers, waar hij naar keek alsof het een concertkaartje voor Dries Roelvink was.
Uiteindelijk was het kat- en muisspelletje afgelopen toen hij opsprong en voor me ging staan. “I want money” zei hij kortaf, vergezeld van een snijdende vingerbeweging over zijn hals. Ik gaf hem na enige aarzeling mijn portemonnee, waar hij het geld uitpakte en verrassend genoeg ineens “Thank you ma’am” zei, met een grimas die leek te zeggen: waarom deed je nou zo moeilijk? Nadat hij op de eerstvolgende halte was uitgestapt, zwaaide hij me nog vriendelijk na.
Op de terugweg van Pretoria besloot ik de overvolle, overwegend zwarte derde klas te pakken. Op de houten banken schuin tegenover mij zat een man die mij af en toe tersluiks aankeek. Uiteindelijk vroeg hij wat ik daar deed. Ik legde hem uit wat er die morgen was gebeurd en dat ik in m’n eentje peentjes had zitten zweten.
De man die -zoals uit een zeer boeiend gesprek bleek- arts in Soweto was, stamelde: “I’m sorry for my brother ma’am.” Toen ik zei dat ik het nog druk zou krijgen als ik me moet verontschuldigen voor elke Hollandse hufter die z’n hond op straat laat schijten, zei hij weer hoofdschuddend: “I’m so sorry ma’am.”
Een paar weken geleden zag ik op tv een zwarte Zuid-Afrikaan boos praten over de geldverkwisting voor het WK. Terwijl hele drommen kinderen in the townships onder de armoedegrens leven, wordt meneer Blatter in een Mercedes rondgereden en draait het allemaal om commercie. Wie zal hem die visie kwalijk nemen?
Desalniettemin dacht ik weer aan het gesprek met de dokter uit Soweto, waaruit mij was gebleken hoezeer Apartheid z’n mentale sporen heeft nagelaten. De verontschuldigingen die duiden op een gebrek aan eigenwaarde, de erfenis van de knechting.
Alle ogen zijn inmiddels op Zuid-Afrika gericht, deze keer eens niet op de criminaliteit maar op een volksfeest met vuvuzela’s, op de logistieke prestatie die het land met de organisatie heeft geleverd, op het natuurschoon, op de nalatenschap van ‘Madiba.’ Het WK lijkt een maandenlange campagne voor nationale catharsis en trots.
Ik zou er een lief ding voor over hebben om de dokter uit Soweto nog eens te spreken. Zou hij zich nog altijd verontschuldigen voor iets wat hij niet heeft gedaan? BS
Je moet lid zijn van Nederlands MediaNetwerk om reacties te kunnen toevoegen!
Wordt lid van Nederlands MediaNetwerk