(boekbespreking)
262 pagina’s lang las ik dit boek in één adem uit. Trudy Dehue geeft veel inspiratie voor het schrijven van een wetenschappelijke thriller en zet nog méér op losse schroeven in haar boek. Ze mobiliseert wetenschappers rond een aantal thema's. Ik heb haar tekort gedaan in mijn bespreking van haar optreden in Zomergasten van de VPRO. Deze hoogleraar speelt inderdaad met vuur. Zij spaart daarbij noch de farmaceutische industrie en haar regulerende autoriteiten, noch de gezondheidszorg, noch het (zuiver) wetenschappelijk onderzoek, noch de (Nederlandse) overheid. Als leek op het vakgebied van deze hoogleraar, kan ik bevestigen dat dit boek zeer toegankelijk is, ook voor de minder goed geïnformeerden, zoals ik. De ondertitel van het boek ontbreekt. Die zou zomaar kunnen luiden… en de deprimerende macht van de winstmachine. Haar boek gaat over depressie in rijke landen. Ook in dat opzicht handhaaft Trudy Dehue behoedzaam haar betrokkenheid op afstand. Ik ben door wat zij schrijft nu ook op mijn hoede: je kunt depressief zijn zonder het te weten!
Na het lezen van dit boek ben ik nu een schat aan informatie rijker. Dankzij dit boek weet ik nu over welk medicijn de Stones destijds zongen in Mothers Little Helper. Voor het eerst kwam ik in aanraking met termen als organicisme, elementaristisch, progressivistisch - en dan gaat het bij die termen ook nog eens om ‘historische terminologie’. Het boek heeft de vragen die ik in mij opkreeg bij de uitzending van Zomergasten beantwoord. De hoogleraar stelt vast dat we in een neoliberale maatschappij leven, waarbij de maakbare individu in de plaats is gekomen van de maakbare samenleving. De hoogleraar noemt bovendien heel veel begrippen in de plaats van depressie - dat bevordert de leesbaarheid, doet af aan het wetenschappelijk gehalte en geeft ruimte aan het grote publiek om alles en nog wat onder depressie te scharen. We krijgen zo massaal de ruimte om door te gaan met elkaar ziek te praten.
Ik voel mij in ieder geval door de mand gevallen met mijn aandacht voor sociale rechtvaardigheid. Dat blijkt tegenwoordig iets voor watjes te zijn. Ik weet nu dat ik vooral ondernemend moet zijn, actief moet blijven, eindeloos competitief moet zijn, en dat ik incasseringsvermogen moet hebben. In dat licht kan ik nu ook haar reactie plaatsen op de Chinese film, maar dan misschien eerder uitgaande van de Chinese samenleving dan van de Nederlandse.
De depressie-epidemie staat midden in de huidige samenleving, midden in het wetenschappelijk onderzoek en het zet depressie in het perspectief van de geschiedenis van de wetenschap die dit fenomeen bestudeert. Het boek is gelardeerd met zowel causale verbanden van waaruit depressie te verklaren is, methoden van onderzoek, als met uitgeprobeerde therapeutische benaderingswijzen van depressie. Het boek relativeert eerder verworven inzichten door onder meer in te gaan op onderzoeksresultaten die hun voorliggende hypothesen weerspraken, en het stelt praktijken van de farmaceutische industrie aan de kaak. Zij plaatst het verschijnsel niet alleen in Nederlandse verbanden maar ook in mondiale. Tot mijn verbazing gaat zij ook in op ‘het nut van bidden’ als onderwerp van onderzoek. Dat is op zich interessant, zeker ook gezien het neoliberalistische van onze samenleving zoals de wetenschapper die onder de aandacht brengt. De vraag is namelijk te stellen of in gemeenschappen waarin voor patiënten gebeden wordt, een grotere cohesie bestaat tussen de leden van die gemeenschappen. Wanneer de uitkomsten van de onderzoeken zouden uitwijzen dat genezing vaker voorkomt in dergelijke gemeenschappen, staat ook ‘de maakbare individu’ vanuit de individu zelf op losse schroeven.
Het gebruik van de term organicisme impliceert een dwingendheid die juist weer haaks staat op de benadering van deze wetenschapper. Uit oriëntatie dit weekend is mij gebleken dat A. Taymans de sociaal ethicus G. Winter aanhaalt. Die laatgenoemde zegt over organicisme: ‘noch het respect tegenover een alles dominerende orde (organicisme), noch de historische exploratiedrang onder de wetenschappelijke en technische overheersing (mechanicisme) moeten verloren gaan. Hij stelt dat synthese tussen beide wereldbeelden, tussen het organicisme en het mechanicisme, tot een hogere orde zou kunnen leiden. In het boek van Trudy Dehue moet dan nog wel iets meer water over God’s akker gaan om zoiets dergelijks onder samenwerkende wetenschappers in de hand te werken. Wel schrijft Trudy Dehue: ‘Toetsing met RCT’s (Randomized Controlled Trial) en behandeling op basis van uitkomsten daarvan, dwingt de behandelaar zodanig dat er in feite geen psychodynamische therapie overblijft.’ Het valt me op dat zij heel veel schrijft over RCT’s. Daarmee lijkt zij te kiezen voor een meer elementaristische benadering met het doel te determineren. Dat is mijns inziens de grote lijn waar het gaat om de wetenschappelijke keuzes die Trudy Dehue maakt. Voor mijn gevoel kiest zij daarvoor met het oog op een zo eclectisch mogelijke benadering van het oplossen van de problemen die veroorzaakt worden door de ‘depressie-epidemie’.
Trudy Dehue geeft in haar boek weinig eigen waardeoordelen waar het gaat om de oplossing van de problematiek. Zij brengt vooral informatie bij elkaar en stelt kritische vragen naar aanleiding van die informatie.
Zij pleit ook voor meer ruimte voor wetenschappelijk onderzoek - het is mij niet duidelijk geworden hoe die grotere ruimte samenhangt met de zee aan ruimte die de farmaceutische industrie inmiddels neemt om de resultaten te kunnen initiëren die nodig zijn voor de productie van goed in de markt liggende medicijnen. Ze schrijft in het begin van haar boek dat het mogelijk is een patiënt met een pil op weg te helpen naar genezing - de patiënt is in staat door de pil zijn maatschappelijke omstandigheden te verbeteren. De verbeterde maatschappelijke omstandigheden hebben dan ook een genezende invloed. De functie van medicijnen als remedie wordt met het boek niet bekritiseerd. Wel de soms draconische bijwerkingen van medicijnen als Prozac. Op het gebied van onderzoek naar medicijnen gaat er veel fout. Dat geeft te denken, vooral over de controlerende autoriteiten.
Conclusie
Zoals Zomergasten mij te denken gaf, gaf dit boek mij nog veel meer te denken en bovenal nog veel meer informatie. Waar het gesprek in Zomergasten stokte, is dit boek een wervelend en boeiend verslag van de veelheid van informatie die door Trudy Dehue bijeen is gebracht. Die veelheid van informatie wordt nog eens benadrukt met 51 bladzijden noten met daarin veel verwijzing naar literatuur en andere bronnen.
Wel blijf ik met de vraag zitten of Trudy Dehue kiest voor ‘de mens’ of ‘de wetenschap’. Wanneer ‘de mens’ centraal zou staan, is het wellicht eenvoudiger om andere wetenschappers te inspireren bij te dragen aan een menswaardiger context waarin de individu kan werken aan zijn eigen maakbaarheid. Maar het is de individu die dat maar zelf moet uitmaken in de neoliberalistische samenleving, de individu van de patiënt maar ook de individu van de wetenschapper. De vraag is, mijns inziens, of dat voldoende een structuur biedt voor de uiteraard voortgaande discussie tussen wetenschappers. Die wetenschappelijke discussie zal ver boven mijn lekenpet uitgaan.
Wellicht heb ik mijzelf nu wel ontmaskerd als een mens met prestatiedwang die een gemakkelijke prooi kan worden voor door de farmaceutische industrie en de gezondheidszorg te bieden remedies. Ben ik een tobber, en heb ik aanleg om als een enorme Wat door het leven te gaan – tenminste dan volgens de labels die Trudy Dehue om zich heen heeft gezien. So be it!
Geertjan Benus
Utrecht, 17 augustus 2009
Je moet lid zijn van Nederlands MediaNetwerk om reacties te kunnen toevoegen!
Wordt lid van Nederlands MediaNetwerk